De Laatste Windloper
Jules Marin komt uit een Frans Joodse circusfamilie. Zijn moeder stierf drie uur na zijn geboorte. De Marins zijn koorddansers, al generaties lang. Het verhaal gaat dat zij niet dansen op het koord, maar dat zij dit enkele centimeters boven het koord doen. Zij worden daarom geen koorddansers maar windlopers genoemd. Jules' vader wordt tijdens de tweede wereldoorlog door de Duitsers ingezet als verkenner. Hij loopt, onopgemerkt door de opponenten, vlak boven de boomkruinen en geeft de locatie van de vijandelijke troepen door. Jules (8 jaar oud) vergezelt zijn vader tijdens zijn werk aan het Oostfront. Zijn vader, zich bewust van het feit dat hij elk moment de dood kan vinden, vertelt Jules pas daar voor het eerst over zijn moeder en over het mysterie van het windlopen. Als zijn vader, die hem echter het windlopen weigert te leren, om het leven komt, wordt hij op transport gezet naar Sobibor. Daar ontmoet hij de Nederlandse dirigente Eva, die zich over hem ontfermt. Samen gaan zij proberen om Jules alsnog het windlopen onder de knie te laten krijgen. Het lukt. Jules ontsnapt lopend op de wind uit het kamp. Wat volgt is een lange zoektocht naar wie of wat hij is. Mens of monster?
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
In De laatste windloper ontvouwt Huibert van der Meer een magisch-realistische oorlogsroman die zich laat lezen als een meeslepende vertelling over erfelijkheid, verlies en morele ambiguïteit. In een poëtisch geladen stijl wordt het levensverhaal van een jongen verteld die opgroeit in de schaduw van een geheimzinnige vloek en tegen de achtergrond van de Tweede Wereldoorlog zijn afkomst en lot ontdekt.
Het verhaal wordt verteld in de eerste persoon en opent met een melancholieke mijmering over de wind — een metafoor die de hele roman zal doordesemen. De jongen, Jules Marin, ontdekt dat hij deel uitmaakt van een geslacht van “windlopers”: koorddansers die in staat zijn letterlijk op de wind te lopen. Wat begint als een ontroerende vader-zoonvertelling ontwikkelt zich tot een ontluisterend portret van een familiegeschiedenis vol tragiek en mythische dimensies.
Van der Meer slaagt erin de roman zowel aards als betoverend te maken. De scènes waarin de windlopers hun gave demonstreren, behoren tot de hoogtepunten van het boek. De magie ervan wordt nooit goedkoop, maar juist geladen met melancholie: de gave blijkt een vloek die generatie op generatie de dood van de moeder brengt. De mystiek van het windlopen contrasteert scherp met de rauwe werkelijkheid van de oorlog, waarin Joodse identiteit, collaboratie, en overlevingsethiek op scherpe wijze worden verkend.
Sterk is de psychologische diepgang van de hoofdfiguur. Zijn ontwikkeling van bewondering naar desillusie ten opzichte van zijn vader wordt subtiel en pijnlijk neergezet. De dialogen zijn realistisch en gelaagd, en de innerlijke conflicten van de personages voelbaar zonder dat ze expliciet worden uitgespeld. De scènes met Dieter en Tank — twee Duitse soldaten die menselijkheid tonen binnen het geweld — zijn aangrijpend en nuancerend. Van der Meer laat zien dat zelfs in het zwartste morele landschap complexiteit blijft bestaan.
De roman is ambitieus in zijn thematiek: het is een oorlogsverhaal, een coming-of-age, een mythische familievertelling en een filosofische overdenking in één. Sommige beschrijvingen zijn wat breedsprakig of herhalen motieven die al voldoende zijn gezet — maar als geheel weet het boek te overtuigen door zijn toon, sfeer en morele urgentie.
De laatste windloper is een originele, literair geserreerde roman die zich laat lezen als een kruising tussen een fabel en een oorlogsdagboek. Het is een boek over overleven zonder jezelf te verliezen, over de wind die je draagt en tegelijk kan verwoesten. Een indrukwekkend eerste deel van een trilogie die nieuwsgierig maakt naar het vervolg.