Wij bezoeken ’s middags het strand te ’s Gravenzande. Daar schiet ik dit fotootje. Met een beetje goeie wil, en fantasie, kun je de zon hier als de ster van Bethlehem zien. Mooi idee wel. Er lopen al mensen richting die fabelachtig fonkelende ster. Of dat wijzen uit het oosten zijn, durf ik echter te betwijfelen. En of er, ergens daar in de buurt van die ster, een koning is geboren, is ook maar zeer de vraag. Maar het idee, de gedachte an sich, vind ik al interessant genoeg. Een mens moet immers ergens over kunnen fantaseren, we hebben nu eenmaal behoefte aan wonderen, aan stiekem zo nu en dan het ondenkbare gewoon bedenken.
Ik volg het schuim, dat zich kronkelend een weg baant richting die fabuleuze en zo heldere ster. Mijn lief fotografeert intussen de vele belletjes in het schuim, die zachtjes worden aangeraakt door het licht afkomstig van de ster van Bethlehem, waarin werkelijk de fraaiste kleurtjes zijn te zien. Dit wordt natuurlijk veroorzaakt door de interferentie van het licht aan verschillende zijden van de belletjes. Maar we kunnen ook net doen alsof het een teken van boven is. Dat die heldere kleurtjes door die belletjes heen dansen omdat zich daadwerkelijk onder die ster, die zo machtig fonkelende ster, daar in de verte, een wondertje aan het voltrekken is. ’t Is heerlijk!’ roept mijn lief. ‘De zee is ook zo onstuimig’, voegt ze eraan toe. Ik bekijk haar stilletjes van afstand. Ja, het is een heerlijke 1e kerstdag, bedenk ik, lekker met zijn tweetjes, geen verplichte bezoekjes en overdreven vreetpartijen. Leve de Corona maatregelen.
Reactie plaatsen
Reacties